Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0436

Datum uitspraak2006-01-09
Datum gepubliceerd2006-01-26
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers133805
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek schuldsaneringsregeling. Schadevergoedingsmaatregel wegens zedendelict.


Uitspraak

afwijzing toepassing schuldsanering rekestnummer: 133805/FT-RK 05.1795 / es nummer verklaring: BML0210500034 uitspraakdatum: 9 januari 2006 Rechtbank Arnhem, ENKELVOUDIGE KAMER [verzoeker], wonende te [adres], verzoeker, heeft op 14 november 2005 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 2 januari 2006. Verzoeker heeft een aantal schulden aan het CJIB te Leeuwarden welke een diverse ontstaansachtergrond hebben. De schulden bedragen in totaal € 5.571,45. In het oog springt een vordering van € 4.739,32 welke is ontstaan na een strafrechtelijke veroordeling van verzoeker op 19 september 2003 bij Arrest van het Gerechtshof te Arnhem, in verband met het meermalen plegen van ontucht (in 1998 en 2000) met het meermalen verkrachten (in 2002) van een minderjarige welke aan zijn zorg en waakzaamheid werd toevertrouwd. Aan verzoeker is in dit Arrest een gevangenisstraf opgelegd. Tevens is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 4.000,- ter genoegdoening van het slachtoffer. De totale schuldenlast van verzoeker bedraagt bijna € 14.000,-. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij de gevangenisstraf heeft uitgezeten en dat hij op basis van vrijwilligheid nog een “alcoholcursus” volgt bij Kairos. Volgens verzoeker is zijn alcoholgebruik niet problematisch. Met betrekking tot de opgelegde schadevergoedingsmaatregel heeft verzoeker verklaard dat hij hierop afloste met € 50,- per maand. Inmiddels zijn 4 termijnen (€ 200,-) betaald en heeft het CJIB de betalingsregeling nu stilgelegd omdat verzoeker zich niet aan de betalingsafspraken zou houden. Verzoeker bestrijdt dat hij zich niet aan de betalingsafspraken gehouden heeft. De rechtbank oordeelt dat voldoende vaststaat dat verzoeker ten aanzien van het gepleegde feit en de hieruit voortvloeiende schadevergoedingsmaatregel als niet te goeder trouw moet worden aangemerkt (art 288 Fw lid 2 onder b). Verder is van belang dat verzoeker zeer recent is veroordeeld voor de recent (in 2002 nog) gepleegde feiten. Verzoeker wist daarnaast, althans hij behoorde te weten, dat hij bij het (opzettelijk) plegen van de delicten zijn eigen financiële belangen, en bovendien die van zijn schuldeisers op het spel zette. Daarbij moet mede in aanmerking worden genomen dat dergelijke opzetdelicten, in het maatschappelijk belang gezien, zeer breed en ernstig worden en moeten worden afgekeurd. Dat het slachtoffer bij een eventuele toelating van verzoeker tot de schuldsaneringsregeling met de gevolgen van de schuldsaneringsregeling, zijnde de omzetting van het vorderingsrecht naar een natuurlijke verbintenis, zou kunnen worden geconfronteerd, vormt een reden te meer om verzoeker niet toe te laten. De rechtbank wijst het verzoek derhalve af. De bijzondere persoonlijke omstandigheden van verzoeker maken het oordeel van de rechtbank niet anders. BESLISSING De rechtbank: - wijst het verzoek af. Gewezen door mr B.J. Engberts, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.